We hebben vaker te maken met een kind dat begaafd tot goed begaafd is met lateralisatieproblemen. Dat wil zeggen dat dit kind moeite ervaart met overzicht bewaren en zien in de ruimte. De samenwerking in het brein om alle taken op elkaar goed en vlot af te stemmen is (nog) niet goed ontwikkeld. Bij een beperkt aantal kinderen kan dit een aanwijzing zijn voor dyspraxie, maar dat is niet bij alle kinderen die lateralisatieproblemen vertonen het geval. We moeten steeds stap voor stap evalueren.
Kinderen met lateralisatieproblemen kunnen geholpen zijn met kinesitherapie, meer specifiek met de kritische ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx. Een ergotherapeut die specifiek inzet op het verbeteren van de psychomotoriek kan ook nuttig zijn. Het gaat het er dus eigenlijk om dat deze kinderen oefeningen gaan uitvoeren die de psychomotoriek, de samenwerking tussen geest en uitvoeren, gaan stimuleren. Door dit op een doelgerichte, therapeutische wijze, te doen worden de hersenen gestimuleerd om de verbindingen vlotter te maken.
In je klas
Daarnaast is het ook nodig om deze kinderen in de klas meer structuur te bieden in hun werk. Dat doe je door:
- Op papier met ruitjes te laten werken, sommigen verkiezen de ruitjes van 10/10.
- Zorg dat er een kantlijn op het blad getekend is.
- Duid aan waar het kind moet beginnen, zet daar een kruisje voor het kind.
- Voorzie voldoende ruimte om te antwoorden als je op het blad van het kind de opdrachten schrijft.
- Plak op hun bank een stappenplan, voorbeeld Beertjes van Meichenbaum.
- Bied spontaan ondersteunend materiaal aan en zet het vertrekpunt klaar.
- Bij kinderen die vooral in grotere ruimtes moeite ervaren, kun je hen helpen door samen met hen de ruimte in te delen. Welk houvast is er in de ruimte om je op te richten?
Bij een aantal kinderen met lateralisatieproblemen zien we jonger gedrag dan verwacht volgens de leeftijd en/of cognitieve vaardigheden. Je verwacht deze uitdagingen niet meteen bij een slim kind. Het is zeker niet onwijs om dit als leraar vroeg te signaleren aan de ouders, we zien bij (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen vaak dat motorische uitdagingen wat over het hoofd worden gezien. Ons lichaam moet ook mee kunnen ontwikkelen.
Het helpt het kind om meer bewegingsruimte te bieden:
- Voorzie regelmatige momenten om even van de stoel te komen.
- Plan ontladingsmomenten in: even losschudden, even iets helemaal anders doen (knutselen, even naar buiten), een mindfulmomentje gekoppeld aan even bewegen, …
- Je kan werken met een fietsband rond de stoelpoten om te wiebelen, een wiebelkussen, …
Komt het vaker voor dan vroeger?
We lijken steeds meer lateralisatieproblemen te signaleren. Kinderen spelen ook steeds minder actief binnen en buiten. Ze zitten vaker stil. Het lichaam en de hersenen hebben beweging nodig om evenwichtig te kunnen blijven ontwikkelen. Naast therapie voor lateralisatieproblemen is het dan ook aangeraden om kinderen vaak buiten te laten spelen. Aan te moedigen om op een veilige manier te klimmen en te verkennen.
In de basisschool is het dus handig om je niet te beperken tot de turnles om te bewegen, maar met je klas ook andere bewegingsmomenten (mag kort zijn) op te zoeken. Even samen dansen bijvoorbeeld, zich inleven als een boom of een dier, … Zoveel als mogelijk, mits het weer het toelaat, kun je dat ook even buiten doen.
Op het persoonlijke vlak zien we dat deze leerlingen vaak meer zelftwijfel vertonen en een lagere zelfinschatting. Ze hebben een grotere behoefte aan schouderklopjes maar ook aan aanmoediging om door te zetten ook al is het lastig. Je helpt ze in ieder geval ook door duidelijke instructie te bieden met doelgerichtheid (waar naartoe?) en aandacht voor (studie)methode om deze weg te verzilveren. Deze leerlingen leveren vaak heel grote inspanningen die zich niet meteen laten zien in de punten. Hun inzet is vaak erg groot, ze werken hard maar ze kunnen jouw tips goed gebruiken om de kloof tussen de inzet en de resultaten te dichten.
Hoe herken je het?
Volgende kenmerken doen ons vermoeden en besluiten dat het kind lateralisatieproblemen heeft:
- Het kind maakt een onordelijke, eerder chaotische indruk.
- Je ziet dat de aandachtfocus komt en gaat.
- Het kind maakt veel omkeringsfouten, vaak bij moeilijker opdrachten.
- Het kind durft wel eens van rechts naar links te schrijven.
- Tekeningen hebben niet echt een grond, ze zweven op de bladspiegel. “Hangen” ergens, of alle tekeningen bevinden zich steevast in een van de helften van het blad.
- Figuren zijn niet altijd in proportie, er is vertekening. Figuren krijgen bij overtekenen een andere vorm.
- De grote gehelen worden vaak wel onthouden, maar de inhouden, en meer specifieke details ontbreken. Het kind onthoudt deze niet.
- Bewegingen automatiseren verloopt moeizaam: kind leert maar niet fietsen, zwemmen verloopt lastig, …
- Het kind klimt niet omdat het de hoogte niet kan inschatten, bang wordt. Voetjes niet handig beweegt en/of klungelig gedrag vertoont bij activiteiten die het alsnog erg leuk vindt.
Lateralisatieproblemen en hoogbegaafdheid
In combinatie met hoogbegaafdheid zien we enerzijds dat deze kinderen vaak veel en lang kunnen compenseren vanuit de cognitieve mogelijkheden waardoor het soms lijkt alsof er niet echt een blijvend probleem is. Anderzijds hebben deze kinderen evenzeer behoefte aan de uitdagingen en stimulering die alle leerlingen nodig hebben. Het is dus een dubbel verhaal van stimuleren aan de ene kant en ondersteunen/compenseren/dispenseren aan de andere kant. Deze kinderen kunnen moeite ervaren bij het leren. Doordat de Butler meer tijd nodig heeft om op te starten dan wel door te starten, duurt het langer dan verwacht eer het kind een antwoord kan formuleren – ook bij gekende leerstof. Dit doet vaak twijfelen aan de capaciteiten, en toch is er op dat vlak geen probleem. De belemmering situeert zich enkel op het uitvoerende: het terugvinden van informatie, herinneringen ophalen, vlotheid in het switchen van de aandacht van de ene taak naar de andere, uitvoeren van een opdracht.
Blijf niet achter met je bedenkingen of bezorgdheden, uit onderzoek (zie Gevaert, 2016) blijkt dat ouders hun kind zeer goed kunnen inschatten. Negeer deze boodschappen dus niet, ga op zoek naar bevestiging van al dan niet lateralisatieproblemen. Op jonge leeftijd kun je heel veel corrigeren met de juiste aanpak. Wij zien teveel jongeren waar dit probleem werd gesignaleerd maar omdat het kind op dat moment goede schoolprestaties had, werd niet ingegrepen. Zoek in ieder geval hulp bij twijfel.